Trouw, Tien geboden, 19 mei 2018

LEES TERUG — 19 mei 2018, Tien Geboden (Trouw)

Het is toch nooit goed genoeg

Zaterdag 19 mei 2018 stond dit artikel in Trouw

tekst: Arjan Visser

Carel Kraayenhof (Aalst, 1958) is bandoneonist, componist. Zijn optreden tijdens het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima maakte hem in één klap beroemd. De jubileumshow van zijn sextet, ‘¡30! bevlogen tangojaren’, is tot het eind van dit jaar in diverse theaters te zien. Op 6 juli zal de Edison Oeuvreprijs ‘World’ aan Kraayenhof worden uitgereikt.

I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben

“Als ik een stuk heb geschreven, is het soms net alsof de muziek vanuit de hemel in mij is neergedaald. Kijk, die bijbel is mensenwerk, maar die creërende kracht komt van God, Allah, Jaweh of hoe je Hem ook wil noemen. Zo heb ik het in mijn jeugd geleerd en zo ben ik het altijd blijven zien.”

II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is

“Dit jaar word ik zestig en ik merk dat ik nu voor de keuze sta om me vast te bijten in het verleden – toen alles beter en mooier was – of om me op de jeugd te richten en te zien wat er nog allemaal mogelijk is. Ik kies voor optie B, natuurlijk, al was het maar om niet toe te geven aan de gedachte dat de wereld er met een idioot als Donald Trump behoorlijk slecht aan toe is. Moet je je voorstellen: de oma van de vrouw van de vorige president van de Verenigde Staten was een slavin. Nu zit er een redneck in het Witte Huis… Maar goed, ik wil dus graag doorgaan met mensen bewonderen. Niet alleen maar omdat ze bekend zijn, niet het plastic, niet de gebakken lucht, maar om wie ze werkelijk zijn. Ik was onder de indruk van Máxima en Willem-Alexander, juist ook omdat ze helemaal geen kapsones hadden. Ze kwamen hier, voor hun huwelijk, om te praten over ‘Adiós Nonino’, het stuk dat ik zou gaan spelen. Ze zaten daar, als een verliefd stelletje, op de bank. Hij was helemaal in haar, wilde alles weten over de Argentijnse muziek, de taal van haar vaderland… Prachtig. Ik heb tijdens het optreden haar tranen – of zijn blik: Holy fuck, wat gebeurt hier? – niet gezien, maar het was zo’n schitterend, veelzeggend moment. Ze huilde niet alleen omdat ze haar vader miste, maar ook van trots op haar eigen cultuur en omdat ze zoveel hield van de man met wie ze in het huwelijk trad. Ik denk dat iedereen heeft gevoeld hoe écht het was. Universele emotie. Een van de mooiste reacties op mijn optreden vond ik een paar dagen later, onderin mijn brievenbus. ‘Ook ik heb gehuild. Met vriendelijke groet, de postbode.’”

III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken

“Waar ik iedere keer weer van schrik: hoe religie wordt misbruikt om mensen over de kling te jagen. Waar haal je de arrogantie vandaan om te denken dat jouw geloof het enige, ware geloof is? Volgens mij pleit God, zoals Hij in ons aanwezig is, voor een horizontale lijn: we zijn hier om zo goed mogelijk voor elkaar, de dieren en de aarde te zorgen.”

IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen

“Laatst had ik een optreden op Terschelling. Daar hebben we een paar dagen aan vastgeplakt en het hele eiland over gefietst. Heerlijk, die rust, al ga ik toch al vrij snel denken aan alles wat nog moet gebeuren. Ik ben angstig aangelegd. Hoe hou ik mijn hoofd boven water? Ik moet werk vinden, ik moet werk vinden! Dit jaar, aan het einde van de jubileumtournee, stopt het Carel Kraayenhof Ensemble. Mijn boekhouder zegt dat ik me nu juist minder zorgen hoef te maken omdat het ensemble mij in feite alleen maar geld heeft gekost, bovendien komt er na dertig jaar eindelijk een einde aan mijn baan als ‘werkgever’, dus van die druk ben ik nu ook verlost, maar toch… Ik ben er een paar weken behoorlijk ziek van geweest. Het sextet is mijn kindje, maar ik kan niet goed meer voor haar zorgen. Het geld is op.”

V Eer uw vader en uw moeder

“Mijn opa, Jaap Kraayenhof – van Klynveld/Kraayenhof, later KPMG – was accountant, een selfmade-man. Hij had een vrouw en negen kinderen, ze woonden in een heel groot huis. Mijn vader was een jongetje dat zich terugtrok. Hij zat meestal op zijn kamer, radiootjes te solderen. Na de HBS ging hij vliegtuigbouwkunde studeren in Delft, maar ’t liefst wilde zelf gaan vliegen en toen hij dat eindelijk kenbaar durfde te maken, mocht hij van zijn ouders in Verenigde Staten bij de US Airforce een opleiding gaan volgen. Na een paar jaar keerde hij terug naar Nederland.

Mijn moeder was bevriend met een zus van mijn vader, en maakte deel uit van de welcome-party. Daar stond hij, in zijn uniform, een mooie man; ze was meteen verliefd. En het was belangrijk dat je geen afgelikte boterham werd, dus na een paar weken werd al besloten dat ze zouden gaan trouwen.

Mijn vader bleek te oud te zijn voor het beroep van verkeerspiloot en kwam toen via via bij Philips terecht waar hij tot aan zijn pensioen zou blijven werken. In zijn vrije tijd bouwde hij radiografisch bestuurbare modellen van alle vliegtuigen waar hij ooit mee had gevlogen.

Hij was een lieve man, maar zeer gesloten en erg op zichzelf. Jaren later heeft mijn moeder me verteld dat ze, na een paar keer uit eten met hem te zijn geweest, al wist dat het, qua lange gesprekken, niks zou worden. Hij vond een gewoon praatje al snel lijken op een discussie. Een discussie stond gelijk aan een ruzie en een ruzie? Dat was het einde. Hij was als de dood voor conflicten. Hij ging ons – ook mijn twee jaar oudere broer Jaap en mij – een beetje uit de weg. Ik was jaloers op vriendjes die wel contact met hun vaders hadden en zou ook altijd naar vaderfiguren blijven zoeken.

Voor mijn gevoel heeft mijn moeder een beetje tussen ons in gestaan. Zij is een zeer dominante vrouw, melancholiek en temperamentvol, haar emoties stonden centraal in het gezin. Het zal geen toeval zijn dat Jaap en ik allebei een sterke vrouw hebben uitgekozen. En die liefde voor de tango, voor het Latijnse leven, heb ik ongetwijfeld van haar.

Mijn vader is het grootste deel van mijn leven een mysterie voor me gebleven. Toen hij een jaar of vijftig werd, kreeg hij darmkanker. De tumor werd verwijderd en mijn vader werd genezen verklaard, maar mijn moeder zette hem onmiddellijk op een Moerman-dieet en ik weet zeker dat hij daardoor nog jaren heeft geleefd. In die laatste jaren, toen ik zelf vader werd, zijn we toch nog nader tot elkaar gekomen. Mijn vader was dol op onze tweeling; het was alsof ik hem zo, met een kleine omweg, alsnog iets beter leerde kennen. Hij overleed in 2006, op zijn 78ste, aan de gevolgen van de ziekte van Parkinson.

De relatie met mijn moeder is sindsdien niet erg veranderd of… ja, misschien is er met het wegvallen van mijn zorgen over die impasse, het wederzijdse onbegrip mijn ouders, wel meer ruimte gekomen voor humor. Ik kan ontzettend met mijn moeder lachen. Ik ken niemand die zo eigengereid is als mijn moeder. Ze heeft een uitgesproken visie op de wereld, en dat is dan ook de enige juiste. Ze is nu 85, heeft glaucoom en maculadegeneratie dus ziet bijna niets meer, maar geniet toch van haar tuin en haar huis in Aalst, de plek waar mijn broer en ik geboren zijn. Ze is in staat om vriendschappen te sluiten met jonge mensen in de straat. Ze eten bij elkaar, maar mijn moeder zorgt er wel voor dat de balans nooit doorslaat omdat ze zich niet aan anderen wil opdringen. Ze houdt bovendien enorm van haar vrijheid. Ze zegt altijd dat ze er een eind aan zal maken als ze niets meer kan zien. ‘Er is maar één manier om mij dit huis te krijgen,’ zegt ze dan, ‘en dat is horizontaal!’ Als ik haar bel – minstens twee keer per week – beweert ze dat ze nog maar een paar jaar te leven heeft. Daar moet Thirza, mijn vrouw, altijd erg om lachen. Dat roept ze namelijk elke keer. Ik denk ook dat ze nog wel even blijft. Ze heeft onlangs nog besloten gitaarles te gaan nemen bij een jonge muzikant die ik aan haar heb voorgesteld.”

VI Gij zult niet doodslaan

“Na ‘de traan van Máxima’ leek mijn uit z’n krachten gegroeide fantasie om in Nederland de Argentijnse tango-cultuur te verspreiden werkelijkheid te worden. Ik werd een soort pop-ster voor een dag, werd overal herkend, kreeg een platencontract, prijzen, onderscheidingen – ik hoorde zelfs dat men van plan was om Kamervragen te stellen over het opheffen van Carel Kraayenhof Ensemble! Is het mogelijk om mijn sextet, als een soort cultureel erfgoed, voor het nageslacht te bewaren? Te laat, natuurlijk. De afbraak is al jaren geleden ingezet. Ik heb het niet alleen over het segment waar ik in zit, maar over de Nederlandse cultuur in het algemeen: beeldende kunst, muziekonderwijs, ga zo maar door… Het gaat misschien te ver om Halbe Zijlstra een moordenaar te noemen, maar hij heeft als staatssecretaris van OCW (van 14 oktober 2010 tot 5 november 2012, in kabinet-Rutte I, AV) wel degelijk heel veel moois om zeep geholpen. Hij vond het een pré om niets van kunst te weten – dat maakte het doorvoeren van de bezuinigingen een stuk makkelijker. Als Halbe Lucebert had gekend was hij misschien minder rücksichtlos geweest en dan had hij begrepen dat alles van waarde weerloos is; dat cultuur juist door de overheid beschermd- en gekoesterd moet worden.”

VII Gij zult niet echtbreken

“Mijn moeder zei vaak dat alle mannen emotionele analfabeten zijn. Dat zou dus ook voor mijn broer en mij gelden. Wij zaten in de jaren zeventig en tachtig in van die mannenpraatgroepen – nee, niet gestuurd, maar ik was wel gaan geloven dat ik ook zo iemand was die zijn gevoelens niet kon uiten. Nadat ik op vrij pijnlijk wijze door mijn vriendin werd verlaten, ben ik een tijdje in therapie gegaan. Daar kwam de relatie van mijn ouders ook ter sprake. Ik zag dat ik, net zoals mijn vader, niet opgewassen was tegen dominante vrouwen, me terug ging trekken om uiteindelijk wegens gebrek aan initiatief te worden gedumpt. En áls het dan uit was, kon ik van ellende wel de gracht in springen. Drama’s, iedere keer weer. Het hielp enorm om in te zien hoe ik in dergelijke situaties verzeild raakte. Tegen de tijd dat ik Thirza tegenkwam, had ik mezelf al beter leren kennen. Thirza, mijn geliefde, de moeder van mijn kinderen, mijn manager: wat een modelwezen, wat een power, elke dag opnieuw… Natuurlijk botsen we wel eens, maar we zijn aan elkaar gewaagd. De gedachte aan een andere vrouw komt niet eens in me op. Dat is ook een morele kwestie; je blijft elkaar trouw. Thirza doet daar zelf trouwens heel relaxed over. Ze heeft wel eens gezegd: ‘Als jij vreemdgaat, doe ik het ook.’”

VIII Gij zult niet stelen

“Eerst kreeg ik, out of the blue, een geweldige rijkdom – mijn instrument, de muziek – aangereikt en daarna kon ik een groot deel daarvan teruggeven, bijvoorbeeld door een project te steunen in Jujuy, één van de armste provincies van Argentinië, waar kinderen tot voor kort speelden met bandoneons gemaakt van kartonnen dozen. Laatst zag ik een foto van een heel blij meisje uit Jujuy, spelend op een écht instrument. Het is erg bevredigend om te kunnen geven, en niet alleen te nemen.”

IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste

“En: je moet streven naar zuiverheid. Er kan best een wringende noot tussen zitten, een dissonant, maar het mag nooit vals gaan klinken. Ik probeer een goed mens te zijn, maar ik schiet toch vaak tekort. Ik kan dag en nacht in mijn cabin in de tuin zitten en laat het huishouden versloffen. Er moet natuurlijk een grens worden gesteld aan die muziekwaanzin van mij, maar ik kan gewoon geen nee zeggen. Goed, ik deel als een soort welzijnswerker mijn muziek, dat is mooi, maar ik ga niet zelf naar een Derde Wereldland om bijvoorbeeld een school te helpen bouwen. Die gedachte kan me somber maken. Dat is echt de Calvinist in mij: ik ben iemand die verschrikkelijk zijn best doet, maar zich desalniettemin schuldig voelt omdat hij zeker weet dat het tóch nooit goed genoeg is.”

X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is

“Soms ben ik jaloers op composities van collega-muzikanten, maar ik weet tegelijkertijd dat zij hun akkoordenschema’s ook weer van anderen hebben geleend. Zo heb ik goed naar Piazzolla geluisterd terwijl Piazzolla weer mateloos heeft geleend van Bach. We zijn doorgeefluiken, dienstbaar een de volgende generatie. Voor optredens geldt hetzelfde, want: hoe sta je daar op het podium, wie wil je zijn? Een jongetje dat geweldig gevonden wil worden of een vader die een mooi verhaal te vertellen heeft? Dan kies ik toch liever voor de vader.”